RELAIS / MAGNEETSCHAKELAARS
Een relais of een magneetschakelaar is een schakelaar die door een elektromagneet bediend wordt.
Een magneetschakelaar wordt ook wel een contactor genoemd.
http://www.scale-n.nl/ScaleN_BasisElectronica_Relais.aspx:
Het belangrijkste verschil in constructie tussen een magneet schakelaar en een relais is het volgende, bij een relais zit het anker, dat is het schakelend element, aan één kan vast en maakt een scharnierende beweging, bij een magneet schakelaar is het anker een U vormig uit weekijzeren plaatjes opgebouwd element wat rechtstandig omhoog komt als de spoel wordt aangestuurd. Een soort trafo waarvan de kern is gedeeld en deze wordt dan gesloten. Magneet schakelaars worden doorgaans op hun kop gemonteerd, dit om te voorkomen dat de schakelaar vanzelf in valt als de veer zou breken.
Een relais bestaat uit de volgende onderdelen:
- elektromagneet
- anker
- schakelcontact of omschakelcontact, afhankelijk van het type relais
- veermechanisme

Afbeelding 1
Een relais heeft minimaal één moedercontact, aangegeven met C, dit is de afkorting van 'Common' (ofwel 'gemeenschappelijk) en één schakelcontact, aangegeven met 'NO', dit is de afkorting van 'Normally Open' (ofwel in ruststand geopend). De meeste relais zijn voorzien van omschakelcontacten. Bij het verbreekcontact staat dan 'NC', dit is de afkorting van Normally Closed (ofwel in rusttoestand gesloten). In afbeeldingen 4 en 5 (zie onder) is weergegeven hoe dit in schema's wordt aangegeven.
Hoe werkt een relais?
De elektromagneet in het relais bestaat uit een stuk weekijzer (A) met daaromheen een groot aantal windingen van dun gelakt koperdraad (B), zie tekening 34. De lak om het koperdraad voorkomt dat de windingen onderling kortsluiting maken. Wanneer op de aansluitdraden van de spoel (S) een voldoende hoge spanning wordt gezet, ontstaat in- en om de spoel een magnetisch veld. Dit veld zal het weekijzer in/om de spoel magnetiseren. Door de magnetische trekkracht wordt het weekijzeren anker door de elektromagneet aangetrokken. Zodra er een voldoende hoge spanning aanwezig is over de spoel, zal het relais dus 'aantrekken' (inschakelen of omschakelen afhankelijk van het type relais). Zodra de stuurspanning wegvalt, zal het magnetisch veld wegvallen en het relais in de ruststand terugspringen door het veermechanisme (V). Weekijzer is een oude benaming voor niet gehard ijzer of staal.
Gelijkspanningrelais

Afbeedling 2
Bij een gelijkspanningrelais (zie tekening 5) veroorzaakt de stroom in de kern (het weekijzeren gedeelte waar de spoel omheen gewikkeld is) een (magnetische) Noord- en Zuidpool. In het weekijzeren anker, waaraan de contacten van de schakelaar bevestigd zijn, ontstaan ook een Noord- en Zuidpool, zodat het anker wordt aangetrokken door de kern met spoel.
Het maakt normaliter bij gelijkspanningsrelais niet uit hoe u de spoeldraden aansluit, tenzij er op het relais een + en - aangegeven zijn bij de spoelaansluitingen. Ook wanneer er over de spoel een blusdiode gemonteerd is, dient u de plus van de voedingsspanning op die aansluiting te monteren waar de kathodezijde (de streep) van de diode aan gesloten is. Bij twijfel is het raadzaam om de datasheet van de fabrikant te raadplegen.
Spoelvermogen
Sommige fabrikanten geven in hun datasheet aan welk maximale spoelvermogen het relais kan verdragen. Vaak staat er dan bijvoorbeeld: maximale spoelvermogen 130% van het nominale vermogen. Wanneer dan een relais ontworpen is voor nominaal 12 volt gelijkspanning en de spoelweerstand bijv. 270 Ω mag er maximaal 13,7 volt op de spoelaansluitingen staan volgens de onderstaande berekeningen:
UNom = 12 volt R = 270 ohm.
De opgenomen stroom van de spoel berekenen we met de formule I = U / R
De stroomsterkte I = is dan 12 / 270 = 0,04444 ampère. Deze waarde vermenigvuldigen we met 1000 om de stroomsterkte in milliampère te krijgen. De stroomsterkte door de spoel bedraagt: 44,44 milliampère.
Nu de spoelstroom bekend is, kunt u het 'spoelvermogen' (P) berekenen met de formule P = U x I. P is dan 12 X 44,44 = 533 milliwatt ofwel 0,533 watt.
Nu we het vermogen (P) weten, kunnen we bepalen wat de maximaal toegestane spoelspanning is. Dat kunt u op twee manieren doen:
- We nemen het nominale vermogen en vermenigvuldigen dat met 1,3 (=130%). We krijgen dan 0,533 x 1,3 = 0,693 watt. Daarna vermenigvuldigen we die waarde met de spoelweerstand (R): 0,693 x 270 = 187,11. Wanneer we hiervan de wortel nemen, weten we de maximaal toelaatbare spoelspanning. De wortel (√) van 187,11 = 13,68. Dus de maximaal toelaatbare spoelspanning is 13,7 volt afgerond.
- We kunnen ook de formule P = U² / R gebruiken. Wanneer het spoelvermogen P een factor 1,3 zo groot is, betekent dit dat U² (Ukwadraat) ook een factor 1,3 zo groot wordt en dat U dan ook √(1,3) keer zo groot wordt. √(1,3) = 1,14 (afgerond). De maximaal toelaatbare spoelspanning volgt dan uit: 12 × 1,14 = 13,68 = 13,7 volt afgerond.
Wisselspanningrelais

Afbeelding 3
Bij een wisselspanningrelais (zie tekening 6) gebeurt precies hetzelfde. Alleen wisselt hier de polariteit van de spanning 50× per seconde (50 herz.). Daardoor trilt het weekijzeren anker 100 keer per seconde, aangezien het zowel op het positieve, als het negatieve deel van de sinus wordt aangetrokken. Bij de polariteitwisseling ontstaat ook even een nuldoorgang van de stroom. Op dat moment is de magnetische aantrekkingskracht even weg en zou het anker meteen weer afvallen. Om dat te voorkomen is een koperen plaatje in de vorm van een gesloten winding (zie fig. A op tekening 3) op de kern aangebracht. Wanneer het magnetisch veld het grootst is, gaat er in dat koper een kortsluitstroom lopen. Die stroom wekt weer een klein magnetisch veld op, dat zijn eigen ontstaan tegenwerkt. Gevolg hiervan is, dat er een beetje stroom loopt door het koperen plaatje bovenaan de kern als de stroom van de spoel door nul gaat. De aantrekkingskracht van de grote spoel is even nul, maar op dat moment is er wel een aantrekkingskracht welke veroorzaakt wordt door de stroom door het koperen plaatje. Hierdoor valt het anker niet af en ontstaat er geen trilling van het anker. Bij een wisselspanningrelais is de kern vaak opgebouwd uit stripjes weekijzer. Dit wordt gedaan om wervelstromen in de kern te voorkomen.
Aantrekspanning en houdspanning
Een relais heeft een aantrekspanning en een houdspanning. De aantrekspanning is de spanning waarbij het relais volledig aantrekt (of omklapt). Voor het aantrekken van het anker is veel meer elektrische energie nodig dan voor het vasthouden van het anker tegen de kern. Dit komt doordat er een magnetische weerstand van de luchtspleet én de spanning van de trekveer overwonnen moeten worden. De houdspanning, dit is de spanning waarbij het relais nog net niet terugveert en het contact niet verbroken wordt, is lager.
Aanduidingen op een relais
Op een relais wordt vaak aangegeven wat de spoelspanning is, voor welke soort stroom het bedoeld is (AC of DC), en wat het maximaal te schakelen vermogen (spanning × stroom) is. Staat er niets aangegeven, dan kunt u vaak aan de hand van het typenummer op het relais bij de fabrikant het datasheet (gegevensblad) bekijken. Op het relais staat bijvoorbeeld: 12V~1A230V~ of 12VAC1A230V~, dit betekent dat de spoel ontworpen is voor 12 volt wisselspanning (AC), en de contacten maximaal één ampère mogen schakelen bij 230 volt AC. 24V=2A230V~ of 24VDC2A230V~, dit betekent dat de spoel ontworpen is voor 24 volt gelijkspanning (DC), en de contacten maximaal twee ampère mogen schakelen bij 230 volt AC. Staat er bij de gegevens '1 × om', ('om' is de afkorting van omschakelen) dan betekent dit dat er één contact in het relais zit dat omschakelt. Staat er bij de gegevens '2 × om', dan betekent dit dat er twee contacten in het relais zitten die gelijktijdig omschakelen, enz.
Ook kan, inplaats van de aanduiding '1 × om' of '2 × om', de Engelse methode gebruikt zijn. Dan geeft de fabrikant met een code aan wat voor soort relais het is, zoals:
- SPST 'Single Pole Single Throw' ofwel: één maak- of verbreekcontact
- DPDT 'Double Pole Double Throw' ofwel: twee omschakelcontacten
- 4PST 'Four Pole Single Throw' ofwel: vier maak- of verbreekcontacten
- 4PDT 'Four Pole Double Throw' ofwel: vier omschakelcontacten
Er bestaat nog een andere codering:
- SPNO 'Single Pole Normally Open' ofwel: één maakcontact
- DPNC 'Single Pole Normally Closed' ofwel: twee verbreekcontacten
- SPCO 'Single Pole Change Over' ofwel: één wisselcontact
- 4PCO 'Four Pole Change Over' ofwel: vier wisselcontacten
Soorten relais
Monostabiel relais

Afbeelding 4
De standaarduitvoering is een monostabiel relais. Dit is een type relais dat tijdens de bekrachtiging in één stand wordt gehouden, maar zonder bekrachtiging (dus zodra de stuurspanning wegvalt) in de ruststand terugspringt door het veermechanisme.
Bistabiel relais

Afbeelding 5
Een bistabiel relais is een relais met twee standen, dat na de bekrachtiging in de geschakelde stand blijft. Daardoor blijven de contacten staan in de stand waarin ze geschakeld worden, ook na het uitschakelen van de stuurspanning. Een bistabiel relais is voorzien van twee spoelen, de 'set'- en de 'reset'-spoel. Het vasthouden van het anker in één van de twee posities kan mechanisch of m.b.v. een kleine permanente magneet geschieden.
Wanneer worden relais gebruikt?
Relais worden overal ingezet op die plaatsen waar een hoge stroom geschakeld moet worden. Om de volgende redenen wordt gebruik gemaakt van een relais i.p.v. een schakelaar:
- een hoge stroomsterkte vereist zeer dikke draden van- en naar de schakelaar
- de hoge elektrische stromen verkorten de levensduur van een gewone schakelaar aanzienlijk;
- een kleine schakelaar kan eenvoudiger ergens geplaatst worden (betere ruimtebenutting);
- beperken van spanningsverliezen door lange bedrading.
Wanneer u een relais gebruikt met lage spoelspanning (12 of 24 volt), volstaan dunne draden (0,14 mm²
Wikipedia:
Een contactor is een relais dat naast hoofdstroomcontacten of vermogencontacten zogenaamde hulpstroomcontacten voor de stuurstroom heeft. De contactor vormt de verbinding tussen de stuurkring en de vermogenkring van een schakeling.
De hoofdcontacten zijn robuuster uitgevoerd, en schakelen het hoofdstroomcircuit. De hulpcontacten, die in het algemeen kleinere stromen voeren, zijn lichter geconstrueerd en hebben een functie in het stuurstroomcircuit. Men onderscheidt twee soorten hulpcontacten: contacten die sluiten bij het aantrekken van het relais (maakcontacten), en contacten die openen bij aantrekken van het relais (verbreekcontacten). Ook kunnen hulpcontacten zo zijn uitgevoerd, dat zij bij het aantrekken van de magneetschakelaar vertraagd sluiten of openen. Voorts kan deze zelfde tijdfunctie voorkomen bij het afvallen van de contactor.
Inhoud
[verbergen]
Toepassing[bewerken]
In de sterkstroomtechniek vinden magneetschakelaars veel toepassing. In op afstand bestuurde installaties en bij processen die automatisch worden geregeld wordt voor schakelfuncties veelvuldig gebruik gemaakt van deze relais. Ze worden onder meer toepast voor de bediening van draaistroommotoren.
Onderdelen van de contactor[bewerken]
- De voet, hiermee wordt de contactor op de montagerail of montageplaat gemonteerd.
- De spoel, door deze te bekrachtigen worden de schakelcontacten geopend en/of gesloten.
- De hoofdcontacten die duidelijk zwaarder zijn uitgevoerd dan de hulpcontacten.
- De bluskamers van de hoofdcontacten, die de vonken moeten doven die ontstaan bij het uitschakelen van inductieve belastingen. Bij het openen van de hoofdcontacten wordt de vlamboog naar de bluskamers gedrukt waar de boog in meerdere stukken wordt gekapt.
- De hulpcontacten die opgenomen kunnen worden in de stuurkring.
- De ijzeren kern die samen met de spoel een sterke elektromagneet vormt. Deze magneet sluit de contacten bij het bekrachtigen van de spoel, dus als er spanning op wordt gezet.
- Het anker is het beweegbare deel van het magneetgestel. Hieraan is een contactdrager bevestigd waarop de contacten geïsoleerd zijn aangebracht.
- De veer die de contacten moet openen als de spoel niet bekrachtigd wordt.
- De behuizing.
- De aansluitklemmen kunnen veerdruk- of schroefklemmen zijn.
- Het ingebouwde snubbernetwerk; de vrijloop diode, varistor of RC netwerk om de overspanning van de spoel bij afschakeling weg te filteren.
Nummering van de contacten[bewerken]
De hoofdcontacten worden standaard aangegeven met nummers 1-2, 3-4 en 5-6. De spoel wordt aangegeven met nummering A1-A2; de klem A1 komt aan de geschakelde zijde en klem A2 aan de niet- geschakelde zijde, in het algemeen, aan de nul. De hulpcontacten worden genummerd met xy waar x staat voor het nummer van het contact en y voor de onbekrachtigde staat. Zo zijn de mogelijkheden voor y:
- x1-x2 voor een in onbekrachtigde staat gesloten (NC) contact (NC = normally closed)
- x3-x4 voor een in onbekrachtigde staat open (NO) contact (NO = normally open)
- x5-x6 voor een in onbekrachtigde staat gesloten (NC) vertraagd contact
- x7-x8 voor een in onbekrachtigde staat open (NO) vertraagd contact
als het eerste contact een NO contact is en het tweede een NC contact dan krijgen we nummering 13-14 en 21-22.
Kenmerken van de contactor[bewerken]
- De thermische stroom Ith van de contactor in Ampère is de stroom die de contactor permanent kan verdragen bij gesloten contacten zonder overhit te raken. Bij inductieve belastingen is deze thermische stroom groter dan de stroom die de contactor mag afschakelen!
- De nominale stroom In van de contactor in Ampère is de stroom die de contactor kan schakelen bij de gegeven gebruikskategorie.
- De gebruikscategorie van de hoofdcontacten van de contactor is meestal AC3 wat slaat op inductieve AC-belastingen van asynchrone motoren.
- De maximale spanning voor de contacten.
- De spoelspanning en frequentie zijn de spanning en frequentie van de stuurstroom.
- De ontstoring of het snubbernetwerk om de overspanning, die ontstaat bij het uitschakelen van de spoel, weg te werken. Er zijn verschillende vormen van ontstoringen:De hulpcontacten die ingebouwd zijn en de mogelijkheid om daarbij hulpcontacten aan te bouwen. Zo wordt vaak een blok met de thermische beveiliging direct aan de contactor gemonteerd.
- Een vrijloopdiode enkel bij DC spoelen. Belangrijk is de polariteit van de vrijloopdiode.
- Een varistor bij zowel AC als DC spoelen.
- Een RC-keten bij zowel AC als DC spoelen.